3 december 2013 - De werkgelegenheid in sectoren als de overheid en de industrie zal op korte termijn een forse krimp laten zien. Voor studenten rechten en economie komen weinig baanopeningen. Anders is dit in de techniek- en zorgsector. Het MBO blijkt niet sterk in doelmatigheid van zijn aanbod.
Dat blijkt uit het rapport ‘De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2018’ van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) aan de Universiteit Maastricht. De werkgelegenheidsontwikkeling van de afgelopen jaren is sterk beïnvloed door de economische crisis: het werkloosheidspercentage neemt sinds 2008 toe, vooral onder jongeren. De vacaturegraad loopt fors terug.
Perspectieven somber
De perspectieven voor herstel van de werkgelegenheid op middellange termijn zijn somber. Voor de periode 2013-2018 is sprake van een lichte afname van de werkgelegenheid met 14 duizend personen. Met een gemiddelde jaarlijkse groei van 1,2% wordt de grootste toename verwacht in de zorgsector.
In vergelijking met de voorbije jaren is dit voor de zorg niettemin een zeer beperkt groeiperspectief en dit hangt samen met bezuinigingen in de sector, die een remmende werking hebben op de vraag naar zorgpersoneel. De toch nog verwachte banengroei leidt wel tot meer vraag naar gediplomeerden met een zorgopleiding op alle niveaus.
De krimp van de werkgelegenheid in de industrie zet door tot 2018. Het lichtpuntje is de metaalindustrie waar de grootste klappen inmiddels achter de rug lijken te zijn. Ook zal als gevolg van bezuinigingen een forse krimp plaatsvinden in de werkgelegenheid binnen het openbaar bestuur en diverse overheidsdiensten.
Lager aanbod door langer doorwerken
Doordat er gemiddeld genomen geen nieuwe banen bijkomen, wordt het totaal aantal baanopeningen de komende jaren bepaald door de vervangingsvraag. Deze is jaarlijks gemiddeld 2,8% van de werkgelegenheid in 2012 en dat is laag ten opzichte van voorgaande jaren. De doorstroom stagneert namelijk en werknemers blijven inmiddels tot hogere leeftijden doorwerken.
De vervangingsvraag is het hoogst in de technische en industriële beroepen, transportberoepen en de agrarische sector. Daarentegen is de vervangingsvraag laag voor de sociaal-culturele beroepen en de informaticaberoepen, mede doordat de gemiddelde leeftijd in deze beroepen lager is.
Door een combinatie van werkgelegenheidsgroei met een hoge vervangingsvraag worden met name veel baanopeningen verwacht voor MBO gezondheidszorg en het WO in de groene sector (landbouw en milieukunde). Voor HBO economie, sociaal-cultureel en paramedisch en bij WO economie en recht zullen er daarentegen relatief weinig baanopeningen zijn.
Omdat er geen banengroei is en de vervangingsvraag laag is, worden de arbeidsmarktperspectieven matig voor recent gediplomeerden van het MBO, HBO en WO. Het zal veel schoolverlaters moeite kosten om een passende baan te vinden. De arbeidsmarktperspectieven tot 2018 verschillen echter sterk tussen – alsook binnen – de verschillende opleidingsrichtingen.
Sociaal-economische opleidingen ongunstig
De arbeidsmarktsituatie voor schoolverlaters met een diploma in een economische richting zal de komende jaren ongunstig zijn, ongeacht het opleidingsniveau. Dit geldt ook voor schoolverlaters van sociaal-culturele opleidingen.
Reden hiervoor is een krimpende werkgelegenheid en een lage vervangingsvraag die zich voordoet in combinatie met een relatief hoge uitstroom naar de arbeidsmarkt vanuit deze opleidingen. Positievere arbeidsmarktperspectieven zijn er voor afgestudeerden van de lerarenopleidingen en dan in het bijzonder voor leraren in de exacte, medische en verzorgende vakken. Dit staat in tegenstelling tot docenten voor de talen en lichamelijke opvoeding.
Knelpunten bij specifieke technische beroepen
In 2018 zijn de arbeidsmarktperspectieven van technisch opgeleiden naar verwachting redelijk voor HBO en WO, maar matig voor MBO’ers. Dit betekent dat de perspectieven nu slechter zijn dan twee jaar geleden geraamd. Dit kan verklaard worden door de verwachte matige economische groei en een lage vervangingsvraag vanwege het langer doorwerken van oudere werknemers.
Daarnaast is er sprake van een toename van de arbeidsmarktinstroom van afgestudeerden van HBO en WO techniek door een gestegen populariteit van deze opleidingen. Niettemin blijft voor een aantal technische opleidingen gelden dat er grote tot zeer grote knelpunten voor de bedrijven worden verwacht. Dit is bijvoorbeeld het geval bij hun vraag naar gediplomeerden in de werktuigbouwkunde op MBO-, HBO- en WO-niveau en in HBO civiele techniek en WO elektrotechniek.
Doelmatigheid MBO
De arbeidsmarktrelevantie van MBO-opleidingen in regio’s, zoals deze tot uitdrukking komt in de arbeidsparticipatie en de aansluiting tussen opleiding en werk, geeft aan hoe het gesteld is met de doelmatigheid van het regionale aanbod. Van de 35 arbeidsmarktregio’s scoren de zuidelijke regio’s gemiddeld of boven gemiddeld op deze MBO-arbeidsmarktrelevantie. In de meest noordelijke regio’s is de arbeidsmarktrelevantie van het opleidingsaanbod relatief lager.
Dit geldt ook voor Groot-Amsterdam en de Gooi- en Vechtstreek en voor Midden-Gelderland in het oosten. De westelijke regio’s Oost-Utrecht en Gorinchem scoren iets minder slecht, maar nog altijd beneden het gemiddelde. Westelijke regio’s die zeer goed scoren zijn Haaglanden en Midden-Holland en in mindere mate Holland-Rijnland. In het oosten scoort Food Valley zeer goed met de arbeidsmarktrelevantie van het middelbaar beroepsonderwijs, gevolgd door IJssel-Vechtstreek en de Achterhoek.
Bron: scienceguide.nl